Als het paard goed voorbereid is dankzij het grondwerk, kan begonnen worden met longeren.
Het goed longeren bestaat uit het uitvoeren van diverse longeeroefeningen. Het eind resultaat is een goedbewegend en goedlopend paard dat goed voorbereid is op het rijden.
In dit artikel kun je meer lezen over de verschillende longeeroefeninen en de 14 kenmerken van een goedlopend paard.
Waarom longeren?
Het is belangrijk om veel tijd te besteden aan het longeren, voordat je met rijden begint. Als een ruwe diamant moet het jonge paard eerst gepolijst worden, het jonge paard moet eerst soepel worden in lijf en ledematen voordat je er op kunt gaan rijden. Tijdens het longeren kan het paard zijn spieren ontwikkelen, uithoudingsvermogen opbouwen en balans vinden in alle gangen.
Degenen die extra tijd investeren in longeren in de eerste paar maanden van de opleiding van het paard, zullen daar de rest van de opleiding veel profijt van hebben.
Het doel van het longeren is het paard op beide zijdes te gymnastiseren. Het paard wordt gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waarbij het zijn binnenachterbeen onder de massa plaatst en door het stretchen van de buitenkant van zijn lijf zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen.
Rode draad: de LVO
Het structurele zijn de eerste drie sleutels van het rechtrichten:
1. Lengtebuiging
2. Voorwaart neerwaartse tendens
3. Ondertreden
Deze eerste drie sleutels worden gezamelijk ook wel de “LVO” genoemd. De L staat voor ‘Lengtebuiging’, de V voor ‘Voorwaarts neerwaartse tendens’ en de O voor ‘Ondertreden’.
Op beide zijdes wordt het paard gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waardoor het zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen en zijn binnenheup naar voren brengt zodat het achterbeen onder de massa gezet kan worden. Zowel in stap, draf als galop. Als het paard deze drie elementen – de LVO – geleerd heeft aan de longe, is een grote stap in de opleiding gemaakt.
Als de LVO in orde is, loopt het paard in balans en in een correcte en ontspannen voorwaarts neerwaartse houding. Bijzetteugels zijn daarom niet nodig.
Oefeningen
Het longeren gebeurt met een kaptoom en een longeerlijn die aan de middelste ring van de kaptoom is bevestigd. Aan de longe leert het paard de volgende oefeningen:
1. Voorwaarts-neerwaarts in stilstand
De eerste oefening die we het paard presenteren is een bekende oefening uit het grondwerk. Elke longeersessie starten we met deze oefening, ook met een gevorderd paard. Via deze oefening kun je eenvoudig checken hoe het met de soepelheid van het paard gesteld is en je kunt het paard op zijn gemak stellen.
2. Stelling & buiging in stilstand
De tweede oefening is ook een oefening uit het grondwerk: stelling en buiging in stilstand. Meer uitleg over deze eerste twee oefeningen vind je bij ‘Grondwerk’.
3. LVO aan de hand
De derde oefening is het paard laten bewegen op een cirkel met lengtebuiging, een voorwaartse neerwaartse tendens en een ondertredend binnenachterbeen.
Tijdens de oefening vraag je stelling via de kaptoom. Je vraagt tegelijkertijd het hoofd voorwaarts neerwaarts en met een ‘vriendelijke’ zweep kun je het binnenachterbeen animeren om onder te treden.
4. LVO op de grotere cirkel
Het paard heeft via de eerste drie oefeningen geleerd voorwaarts neerwaarts te lopen, in de lengte te buigen en met zijn binnenachterbeen onder de massa te treden. Nu kan het paard op de grotere cirkel geplaatst worden.
5. Overige oefeningen
Als het paard in stap de LVO behoudt, kan hem gevraagd worden dit ook in draf te laten zien en later ook in galop.
Je kunt het paard de volgende oefeningen laten uitvoeren:
• Basisovergangen zoals stap-draf en draf-galop
• Versnellen en vertragen in dezelfde gang
• Halt
• Niet-progressieve overgangen als halt-draf, galop-stap
• Door een S van hand veranderen
14 kenmerken van een goedlopend paard
Het eindresultaat van het longeren is een goedlopend paard dat goed voorbereid is op het rijden. Een goedlopend paard heeft onder andere de volgende kenmerken:
- is in de lengte gelijkmatig gebogen en geeft op elk moment na op de longe
- heeft een voorwaarts neerwaartse hoofd/halshouding
- treedt met zijn binnenachterbeen goed onder zijn lichaam
- loopt in balans en in horizontaal evenwicht
- beweegt soepel en ontspannen aan de longe
- loopt zowel linksom als rechtsom even goed
- heeft een beheerst en gecontroleerd tempo
- heeft vloeiende bewegingen
- het paard loopt lichtvoetig
- het paard loopt in stap in een zuivere viertakt, in draf in tweetakt en in galop in een drietakt
- het paard loopt regelmatig, waarbij de tijdsduur van de passen steeds dezelfde blijft
- heeft daarbij een ontspannen staart
- heeft een vriendelijk orenspel waarbij het binnenoor zich geconcentreerd richt op de longeur
- en het paard heeft een rustige en tevreden oogopslag.
Longeer ook regelmatig met zadel. Als het paard alle oefeningen geleerd heeft, uithoudingsvermogen en bespiering heeft opgebouwd en goed beweegt aan de longe, kan met het rijden aangevangen worden.
14 reacties op “Longeren”