Als je paard goed is voorbereid via het grondwerk en longeren, kun je met werk aan de hand beginnen.
Werk aan de hand wordt uitgevoerd met de kaptoom en teugels. Als je meer gevorderd bent, kun je ook een combinatie van kaptoom met bit gebruiken en daarbij twee teugels.
Het doel van het werk aan de hand is het paard op beide zijdes te gymnastiseren, het paard de rechtrichtende buigingsarbeid aan te leren en het paard voor te bereiden op het rijden.
De ruiter kan het paard alle zijgangen vanaf de grond aanleren. De ruiter kan het paard daarbij van de grond af zien bewegen en observeren in al zijn gangen en bijvoorbeeld zien welk achterbeen zwakker is.
6 sleutels van het rechtrichten
Het structurele thema in dit trainingsonderdeel is de LVO, de eerste drie sleutels van het rechtrichten:
2. Voorwaart neerwaartse tendens
3. Ondertreden
In elke oefening wordt het paard gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waardoor het zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen en zijn binnenheup naar voren brengt zodat het achterbeen onder de massa gezet kan worden.
Maar via het werk aan de hand kunnen ook sleutel 4, 5 en 6 uitgevoerd worden, zodat de voorhand ontlast wordt:
4. Het buigzaam maken van het binnenachterbeen
5. Het buigzaam maken van het buitenachterbeen
6. Het buigzaam maken van beide achterbenen tegelijk
Oefeningen
Via het werk aan de hand leert het paard de volgende oefeningen, eerst in stap, later in draf en ten slotte in galop:
1. Volte
Op de volte leert het paard naar beide zijdes in te buigen, in een voorwaarts neerwaartse houding en met een ondertredend binnenachterbeen.
De ruiter vraagt stelling met de binnenteugel en vraagt het binnenachterbeen onder te treden doordat de zweep het binnenachterbeen ’aanwijst’ op het moment dat dat been in de lucht is.
.
2. Schouderbinnenwaarts
Als het paard nageeflijk aanvoelt aan de binnenteugel, kan via de buitenteugel het paard gevraagd worden zijn schouders naar binnen te brengen.
Zo wordt de massa voor de bewegingsrichting van het binnenachterbeen geplaatst, waardoor dit been meer gewicht gaat opnemen.
De wand begrenst het buitenachterbeen, zodat dit niet kan uitzwaaien.
3. Travers
Via de travers wordt het buitenachterbeen buigzaam gemaakt.
De ruiter loopt in deze oefening achteruit en maakt het paard hol in de hals. Als reactie komt de achterhand naar binnen.
.
.
.
4. Renvers
Om de travers meer op eigen benen uit te laten voeren, wordt de renvers aangeboden.
Deze oefening wordt opgezet vanuit een schouderbinnenwaarts op vier sporen.Dan wordt de buiging gewisseld en zo ontstaat de renvers.
.
.
5. Appuyeren
Het appuyement aan de hand is een renvers op de diagonaal, waarbij het paard totaal geen steun meer heeft van de wand en dus op eigen benen moet lopen.
De inzet is als volgt: de ruiter wendt af op een kwartlijn (lijn tussen de hoefslag en de middellijn) en wisselt de buiging.
Belangrijk is om de voorhand goed voor de achterhand te houden, zodat beide achterbenen het zwaartepunt kunnen blijven vinden.
6. Werkpirouette en keertwending
De werkpirouette aan de hand wordt uitgevoerd met de ‘renvershulpen’.
Om het aan te leren is de volgende oefening praktisch:
Maak een grote volte bij A.
Wissel op X de buiging en maak een volte bij C waarbij het paard de houding van de renvers aanneemt.
Door de volte vervolgens te verkleinen, en het paard als het ware een wending om de achterhand te laten maken, ontstaat een keertwending.
7. Piaffe
Alle oefeningen die hierboven beschreven zijn, kunnen ook in draf worden uitgevoerd.
Door de draf steeds meer te verzamelen ontstaan zogenaamde ‘halve passen’ in de draf.
Uiteindelijk, na een langdurige trainingsperiode, is het paard zo sterk geworden dat hij kan ‘draven op de plaats’ en zo ontstaat de piaffe.
In deze oefening worden beide achterbenen tegelijk buigzaam gemaakt.
.
8. Galoppirouette
Alle oefeningen die hierboven beschreven zijn, kunnen ook in galop worden uitgevoerd.
Door de galop steeds meer te verzamelen ontstaan zogenaamde pirouette.
Uiteindelijk, na een langdurige trainingsperiode, is het paard zo sterk geworden dat hij kan galopperen om een punt op de grond en zo ontstaat de pirouette.
In deze oefening worden beide achterbenen tegelijk buigzaam gemaakt.
.
9. Levade
In de levade draagt het paard 100% van zijn gewicht op de achterbenen en deze buigt hij tegelijkertijd in gelijke mate.
De levade draagt bij aan het sterker en buigzamer maken van de achterbenen.
De levade is de perfecte check of het paard goed getraind is en rechtgericht is.
.
.
1 reactie op “Werk aan de hand”